Onderwijshervorming: de schone of het beest?
U hebt er vast al van gehoord: de hervorming van het secundair onderwijs. Maar wat is dat beest nu eigenlijk? Waarom is veranderen nodig? En wat zullen leerlingen ervan merken? Dat zijn enkele terechte vragen, waarop het volgende artikel een antwoord probeert te bieden.
Het probleem
Er zijn drie grote problemen te herkennen volgens Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits. Zo verlaat maar liefst 1 op 7 van de Vlaamse jongeren de schoolbanken zonder een diploma. Dat zegt het Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen, een initiatief van de Vlaamse Regering. Naast dat dramatische cijfer over vroegtijdig schoolverlaten is ook het beruchte watervalsysteem een issue. In dat systeem bestaat er een hiërarchie in de verschillende onderwijsvormen: het algemene onderwijs (aso) lijkt beter dan technisch onderwijs (tso), wat op zijn beurt hoger op de ladder staat dan het beroepsonderwijs (bso). Het kunstonderwijs (kso) schippert hier wat tussenin. Jongeren (en hun ouders) maken hun studiekeuze op basis van de status van de onderwijsvorm, niet volgens hun interesses, capaciteiten of mogelijkheden op de arbeidsmarkt. Als de leerling niet slaagt in een ‘hoge’ vorm, wordt het veranderen van onderwijsvorm gezien als afzakken of mislukken. Ten derde worden er vandaag te veel studierichtingen aangeboden in de tweede en de derde graad. We klokken af op ruim driehonderd, wat zorgt voor een enorme versnippering en inefficiëntie. Bovendien is het vaak niet duidelijk of de richting voorbereidt op de arbeidsmarkt of op het hoger onderwijs. Overstappen van richting blijkt vrij moeilijk te zijn, waardoor jongeren al in het begin van hun schoolloopbaan deuren onomkeerbaar sluiten.
De oplossing
Om die problemen op te lossen, heeft minister Crevits een masterplan voorgesteld dat in 2018 van start moet gaan. Ze pleit onder meer voor een brede eerste graad. Vormelijk verandert er in die eerste graad weinig. De leerlingen krijgen nog steeds een basispakket aangevuld met enkele uitbreidingsuren. Inhoudelijk verandert er wel veel. De uitbreidingsuren kunnen opgevuld worden door klassieke talen zoals Latijn, maar ook door techniek, wetenschappen, kunst, economie, Nederlands of vreemde talen. Zo kan bijvoorbeeld een STEM-accent gelegd worden, dat staat voor science, technology, engineering and mathematics, dus wetenschappen, technologie, ingenieurstoepassingen en wiskunde. Het basispakket wordt aangevuld met onder andere economische en financiële kennis, ondernemingszin, burgerschapscompetenties en sociaal-emotionele ontwikkeling. Elke leerling moet hiervan een basisniveau halen, maar sterkere leerlingen kunnen ook een stapje verder zetten. De scholen kunnen zelf kiezen of ze de klassieke klassen behouden of de leerlingen indelen volgens niveau. De echte studiekeuze moet pas na de eerste graad gebeuren.
Om de tweede en de derde graad te hervormen stelt minister Crevits een matrixstructuur voor. Ze heeft in het voorjaar van 2016 al een grondige screening van alle studierichtingen uitgevoerd, om onder andere de relevantie ervan te bepalen. Daaropvolgend zal ze de richtingen onderverdelen in vijf domeinen: ‘wetenschap en techniek’, ‘taal en cultuur’, ‘welzijn en maatschappij’, ‘kunst en creatie’ en ‘economie en organisatie’. Daarnaast volgt een verdeling volgens toekomstperspectief: sommige richtingen bereiden voor op de arbeidsmarkt, sommige op het hoger onderwijs en andere doen beide. Met die gegevens kan de minister een tabel opstellen met daarin elke studierichting. In de derde graad van het tso en bso zullen de leerlingen verplicht een stage volgen. Ook wordt het werkplekleren in die derde graad gestimuleerd.
De organisatie
Organisatorisch kunnen de scholen kiezen uit verschillende concepten. Zo worden de doorstroomschool en de arbeidsmarktgerichte school voorgesteld, die zoals de naam weergeeft respectievelijk voorbereiden op doorstromen naar het hoger onderwijs en op de arbeidsmarkt. Schoolbesturen kunnen ook kiezen voor een domeinschool. Daarin worden binnen een domein richtingen aangeboden met de drie verschillende doelen: hoger onderwijs, arbeidsmarkt of beide. De bedoeling van zo’n school is dat leerlingen kiezen volgens hun interesse. Als ze tijdens hun schoolloopbaan beslissen om toch niet voor het hoger onderwijs te kiezen, kunnen ze heel makkelijk binnen de school van richting veranderen en meer arbeidsgericht gaan werken, of omgekeerd. De overheid hoopt zo de schotten tussen de huidige onderwijsvormen (aso, tso, bso en kso) te slopen.
De planning
Maar wat met de leerlingen die nu in de middelbare school zitten? De huidige leerlingen zullen van het nieuwe systeem weinig merken, zij krijgen nog onderwijs ‘van de oude stempel’. Een aantal maatregelen zijn al uitgevoerd, zoals de verplichte stage in de derde graad (bso en tso) en de screening van de studierichtingen. Met een aantal andere punten is het ministerie op dit moment druk bezig. Zo wordt de matrix van de richtingen binnenkort verwacht, net zoals een actieplan voor het STEM-domein. U heeft vast ook gehoord over het herformuleren van de eindtermen. De volledige hervorming wordt stapsgewijs ingevoerd en zou in september 2018 voltooid zijn, aldus de minister in enkele kranten.
De onderwijshervorming bevat dus zeker veelbelovende elementen. Als de huidige planning gerespecteerd kan worden, zal binnen enkele jaren blijken of het onderscheid tussen aso, bso, tso en kso echt verdwenen is. Hopelijk bieden de toekomstige middelbare scholen een plek voor élke leerling, met zijn talenten en specifieke achtergrond. Tenslotte vormt ons onderwijs de generatie van morgen.
Voor meer informatie: www.hervormingsecundair.be
Isabelle Geenen
